Alle PSC’s zijn en worden afgesloten op basis van en volgens de Petroleumwet van Suriname. Op grond van het Mijnbouwdecreet van 1986 worden concessierechten voor petroleumactiviteiten uitsluitend verleend aan staatsbedrijven, in deze Staatsolie. Volgens de Petroleumwet (Staatsblad 1991, nr. 7 en Wet wijziging Petroleumwet 1990) is Staatsolie vervolgens gemachtigd om na goedkeuring van de regering petroleumovereenkomsten aan te gaan met gekwalificeerde petroleumbedrijven.
De voorwaarden voor Suriname zijn positief met een royalty van 6,25%, de winstolieverdeling en 36% inkomstenbelasting, wat resulteert in een aandeel voor Suriname van 60-70% (na kosten), afhankelijk van de olieprijs. De gunstig positie van Suriname is ook bevestigd via vergelijking (benchmarking) met PSC’s van andere landen zoals Guyana, Brazilië en Angola.
In 2015 waren de risico’s in de Surinaamse offshore zeer hoog. Om het voor geïnteresseerde partijen zo aantrekkelijk mogelijk te maken, was er geen “signing bonus” (ook wel veilingprijs) voor Blok 58. Overigens wordt er in de olie- en gaswereld lang niet altijd een veilingprijs afgesproken. Inmiddels hebbende contractors (TotalEnergies en APA) ongeveer US$ 2 miljard geïnvesteerd in de exploratie-activiteiten in het blok.
Royalty is de vergoeding (voor het recht om olie te winnen) aan de Republiek Suriname. Volgens het Decreet Mijnbouw bedraagt de royalty 6,25% van de brutoproductie in de offshore van Suriname. Dit percentage blijft gedurende de looptijd van het contract ongewijzigd.
Kostenolie is de hoeveelheid geproduceerde ruwe olie die, na aftrek van royalty, aan de contractor wordt toegewezen voor het terugvorderen van uitgaven volgens het PSC. Hiervoor is er een kostenolieplafond (cost oil ceiling) bepaald. Dit plafond is nodig zodat er altijd een hoeveelheid winstolie overblijft, vooral aan het begin van het project.
Winstolie is de hoeveelheid geproduceerde ruwe olie die overblijft na aftrek van royalty en kostenolie. De winstolie wordt verdeeld tussen de contractor en Staat. Deze verdeling is gebaseerd op een verdeelsleutel (R-factor).
De R-factor is in het PSC gedefinieerd met een formule die gebruikelijk is binnen de olie- en gasindustrie. De R-factor zorgt ervoor dat bij een lage olieprijs de Staat relatief iets minder krijgt en de contractors iets meer. In tijden van hoge olieprijzen draait dit om, de Staat krijgt veel meer en de contractors relatief gezien iets minder. Het PSC met een R-factorclausule en -formules zijn in de jaren zestig van de vorige eeuw ontwikkeld in Indonesië en zijn sindsdien door vele andere landen overgenomen.
De PSC is opgesteld en gesloten volgens internationale normen. In het contract is er een royalty afgesproken van 6,25% die de Staat altijd zal ontvangen, onafhankelijk van kosten- en winstolie. In het PSC voor Blok 58 is de overeengekomen kostenolie plafond niet standaard 80%. In de eerste jaren is deze afhankelijk van de internationale olieprijs. De R-factor is in het PSC gedefinieerd.
De Staat ontvangt inkomstenbelasting van 36% over de inkomsten van de contractors. Die inkomsten bestaan uit de kosten- en winstolie verminderd met de toegestane aftrekposten. De Staat krijgt dus inkomsten uit de royalty, deelt in de winstolie en heft belasting op de inkomsten.
Wij hebben uitgerekend dat de verwachte bijdrage aan Suriname uit het GranMorguveld in Blok 58 er bij verschillende olieprijzen zo kan uitzien:
Olieprijs (US$/vat) | Reële waarde |
Overheidsdeel (Miljoen US$) |
45 |
~ 8.000 |
65 |
~ 19.000 |
85 |
~ 32.000 |
Zie ook het Model PSC. Bekijk ook onze Offshore Infomercial.
De contractors betalen inkomstenbelasting zoals beschreven in de belastingwet (36% over hun inkomsten van kostenolie en winstolie toegestane uitgaven en afschrijvingen). Er wordt geen inkomstenbelastingvoordeel verleend aan de contractor in Blok 58. Integendeel is het belastingtarief van 36% gestabiliseerd conform de Petroleumwet.
Het is gangbaar in de olie- en gassector dat materialen, machines en andere benodigdheden voor de productie van olie en/of gas vrijgesteld zijn van invoer- en uitvoerrechtenheffingen. Soms heeft dit te maken met de mobiliteit van de middelen (zoals boormachines). De Staat krijgt immers een groot gedeelte van de totale inkomsten via royalty, kosten- en winstolie en de belasting op de offshore-inkomsten van de contractors. Het totaal aandeel dat naar de staatskas vloeit is relatief groot.
De inkomsten uit Blok 58 zullen significant bijdragen aan de staatsinkomsten (zie punt 9). Daarnaast zijn er groeimogelijkheden voor lokale bedrijven die goederen en diensten zullen leveren ten behoeve van dit project – reeds vanaf de voorbereidingsfase (5 jaren). Zowel in de voorbereidingsfase als in de productiefase wordt verwacht dat het project werkgelegenheid in Suriname zal scheppen. De totale vraag naar arbeidskrachten van lokale bedrijven zal naar verwachting gedurende de looptijd van het project liggen tussen de 2.000 en 4.700 banen.
De voordelen van deze olie-inkomsten voor Suriname hangen echter af van verschillende factoren zoals fiscaal en monetair beleid, goed bestuur, wetgeving en sterke instituten. Het is verder belangrijk om een local contentbeleid te hebben en het spaar- en stabilisatiefonds te operationaliseren. Om brede welvaart te bereiken, dienen alle belanghebbenden in Suriname – de overheid, het bedrijfsleven en het maatschappelijk middenveld – betrokken zijn.
Vooropgesteld dat Staatsolie voorstaander is van transparantie, zijn er voldoende redenen op het PSC van Blok 58 (en ook de andere blokken) niet te openbaar te maken. Volledige transparantie is lastig omdat de exacte voorwaarden per blok iets verschillen. Daar zijn er een paar redenen voor. Niet alle blokken in het offshore zijn tegelijkertijd vrijgegeven. Ook zijn niet alle blokken even aantrekkelijk vanuit een geologisch perspectief. Om deze blokken toch te kunnen exploreren, zijn er in de desbetreffende PSC’s voorwaarden opgenomen die in overeenstemming zijn met het risicoprofiel. Mochten deze “betere voorwaarden voor de contractors” bekend worden, dan bestaat er de kans dat andere partijen die wel een geologisch beter/veelbelovender blok onder contract hebben deze voorwaarden ook willen hebben. Volledige openbaarheid is dus niet goed voor het belang van Suriname.
Beursgenoteerde bedrijven maken contractuele voorwaarden meestal niet openbaar. Dat hoeft in het algemeen ook niet. Wel zijn er internationale transparantiestandaarden zoals het Extractive Industries Transparency Initiative (EITI) die ervoor zorgen dat geldstromen kunnen worden gevolgd. Deze standaard is het ‘Extractive Industries Transparency Initiative’ oftewel EITI. De EITI-standaard bevorderd een goed beheer van de exploitatie van olie, gas en minerale delfstoffen. Suriname heeft zich vanaf 2016 gecommitteerd aan het EITI, en Staatsolie is een EITI ondersteunend bedrijf. TotalEnergies zal tijdens de productiefase van Blok 58 gebruik van maken van de EITI-standaarden om haar geldstromen openbaar en transparant te maken.Op de Staatsoliewebsite kunt u In het Model PSC raadplegen.Staatsolie heeft een transparant beleid voor goed bestuur (Corporate Governance). De verschillende onderdelen van dat beleid zijn te vinden om onze website. Accountability en transparantie zijn noodzakelijk en daarom vindt Staatsolie het belangrijk transparant te communiceren met alle belanghebbenden (stakeholders).